leestijd

Expert aan het woord - Rol en expertise van de allergiediëtist

Kris Gillis, AllergieDiëtisten vzw

  • Opleiding
    Bachelor Voeding- en Dieetleer,
    King’s College en Monash gecertifieerde FODMAP-diëtist
  • Expertise
    Voedingsallergie en-intolerantie,
    Laag-FODMAP-dieet
  • Actueel
    Allergiediëtist, gecertifieerde FODMAP-diëtist,
    kindergastro-diëtist

Publicatiedatum: 27 juni 2024

Kris Gillis_Allergiedietist

Voedselallergieën en -intoleranties vertonen vaak gelijksoortige symptomen en klachten maar vereisen een verschillende behandeling. Zowel een nauwkeurige diagnose als een aangepaste behandeling op maat zijn essentieel.

Allergiediëtisten zijn gespecialiseerd in de materie en blijven up-to-date met de nieuwste inzichten en behandelingsmethoden. Hierdoor kunnen zij de meest effectieve zorg aan patiënten bieden.

Zomaar en onnodig voedsel uitsluiten verhoogt het risico op malnutritie, voedingstekorten en angsten met mogelijke eetstoornissen tot gevolg. Vooral bij kinderen en jongeren die zich nog volop ontwikkelen is een professionele opvolging van het dieet nodig.

 

Voedselallergie of voedselintolerantie?

Bij een allergie reageert het immuunsysteem snel door antistoffen te produceren, wat leidt tot een snelle allergische reactie, zelfs na een kleine hoeveelheid.

Bij een intolerantie reageert het immuunsysteem niet. De symptomen verschijnen trager, soms pas na uren of dagen, en vereisen meestal een grotere hoeveelheid van het voedsel. Intoleranties zijn het gevolg van enzymdeficiënties en kunnen gepaard gaan met verteringsproblemen en malapborptie. Wanneer het onderliggende mechanisme van de voedselintolerantie onduidelijk is, spreekt men van een pseudo-allergie.

De meest voorkomende voedselallergieën

  1. Pinda's
  2. Noten (bv. walnoten, amandelen, hazelnoten, cashewnoten)
  3. Melk (koemelkeiwitallergie komt het meest voor bij zuigelingen en vermindert in de meeste gevallen vanaf de leeftijd van twee jaar)
  4. Eieren
  5. Vis

De meest voorkomende voedselintoleranties

  1. Lactose-intolerantie (onvermogen om lactose (melksuiker) te verteren)
  2. Glutenintolerantie (coeliakie of niet-coeliakie glutengevoeligheid)
  3. Histamine-intolerantie (problemen met het afbreken van histamine in voedingsmiddelen)
  4. Fructose-intolerantie (onvermogen om fructose (vruchtensuiker) te verteren)

Diagnose voedselallergie

Een uitgebreide anamnese is de eerste stap in het diagnosticeren van voedselallergieën.

De ‘European Academy of Allergy and Clinical Immunology’ (EAACI) heeft richtlijnen opgesteld voor het verzamelen van gedetailleerde informatie bij een vermoeden van een voedselallergie. Hierbij wordt ook aandacht geschonken aan cofactoren zoals fysieke activiteit, alcoholgebruik en medicatie (1). Daarnaast is een eet- en klachtendagboek bijhouden cruciaal om een mogelijk verband tussen voeding en klachten te inventariseren en te analyseren.

Naast de anamnese zijn ook huidpriktesten (HPT) en bloedtesten (sIgE-test) gangbare methoden. Zonder klinisch bewijs van een allergische reactie, raden de NIAID-richtlijnen (National Institute of Allergy and Infectious Diseases) deze testen echter af. Een positieve test duidt op sensibilisatie, maar niet noodzakelijk op een allergie. Enkel wanneer de klinische gegevens overeenkomen met het verhaal van de patiënt, kan men spreken van een allergie. Niet-wetenschappelijk bewezen testen, zoals IgG4 en kinesiologie, zijn eveneens onbetrouwbaar voor diagnose van zowel voedselallergieën als -intoleranties.

De gouden standaard voor diagnose blijft de dubbelblinde, placebogecontroleerde voedselprovocatie, die onder medische begeleiding plaatsvindt. Deze wordt enkel toegepast wanneer men quasi zeker is van een allergie of wanneer men het tegendeel wil bewijzen bij zeer angstige patiënten (2).

 

Diagnose en opvolging voedselintolerantie

Bij een vermoeden van een voedselintolerantie zal de behandelend arts eerst het voorkomen van allergieën en andere ziekten uitsluiten door middel van allergietesten en een endoscopie. De enige onderbouwde test, een lactoseblaastest, wordt soms aangevraagd.

Lactoseblaastest

De lactoseblaastest of waterstofademtest is de eenvoudigste, goedkoopste en meest gebruikte maar ook de meest betrouwbare test. Waterstofgas is een van de gassen die vrijkomt bij vergisting van onverteerde lactose in de dikke darm. Dit gas wordt opgenomen in het bloed en via de longen weer uitgeademd.

De (nuchtere) patiënt drinkt een oplossing met 25-50 gram lactose. Vervolgens wordt er om de 30 minuten, tot 3 uur na de inname, gemeten hoeveel waterstof hij uitademt.
De test is positief bij verhoogde waterstofwaarden (meer dan 20 ppm waterstof).
Vals positieve resultaten zijn mogelijk bij rokers en patiënten die onvoldoende nuchter waren voor de start van de test.
Vals negatieve resultaten kunnen optreden na recent antibioticagebruik en bij patiënten die geen waterstof produceren (tot 20 % van de bevolking).

Minpunt bij deze test is dat er geen gebruik wordt gemaakt van fysiologische hoeveelheden lactose: 50 g lactose komt overeen met ongeveer 1 liter melk. Deze test geeft bijgevolg een overschatting van de prevalentie van lactose-intolerantie. Sommige auteurs pleiten er daarom voor om in de klinische praktijk gebruik te maken van 12,5 g lactose (ongeveer 250 ml). Zo kunnen patiënten die werkelijk baat hebben bij een lactoserestrictie beter worden geïdentificeerd (3).

De diagnose van een voedselintolerantie gebeurt op basis van een uitgebreide anamnese en het eet-en klachtendagboek voor voedselgerelateerde symptomen en door eliminatie en herintroductie van verdachte voedingsmiddelen. Als de klachten verminderen na eliminatie en terugkeren bij herintroductie, wordt de intolerantie bevestigd.

Deze procedure vereist de nodige expertise en begeleiding van een allergiediëtist. De allergiediëtist houdt hierbij rekening met de geschiktheid van het dieet voor de patiënt en let op rode vlaggen in zijn verhaal richting ARFID (Avoidant Restrictive Food Intake Disorder) en andere eetstoornissen.

Daarna volgt een voedingsadvies op maat. De allergiediëtist let op een gevarieerd eetpatroon, rekening houdend met de persoonlijke tolerantie, en op het vermijden van voedseltekorten. Hij of zij onderschrijft hierbij het principe van zoveel mogelijk toelaten binnen de tolerantiegrens in plaats van zoveel mogelijk te vermijden. Indien patiënten voedingsmiddelen vermijden zonder klinische relevantie, is het de taak van de allergiediëtist om hen te motiveren om deze producten opnieuw te introduceren in hun voeding.

 

Diagnostisch eliminatiedieet

Tijdens het diagnostische eliminatiedieet worden de mogelijk verdachte allergenen/triggers geëlimineerd. Aan de hand van de componentgeoriënteerde diagnostiek (CRD) kan de diagnose verder worden verfijnd en kunnen prognoses worden gesteld over de ernst en het verloop van de allergie (4). Hierdoor kan de allergiediëtist meer gericht en persoonlijk voedingsadvies geven.

Componentgeoriënteerde diagnostiek

De componentgeoriënteerde diagnostiek (CRD) focust op de identificatie van specifieke eiwitcomponenten die allergische reacties veroorzaken. In plaats van enkel algemene allergenen te testen, analyseert CRD de individuele eiwitten van allergenen, zoals specifieke eiwitten in pinda’s (bv. Ara h 1, Ara h 2, Ara h 3).

CRD helpt bij

  1. nauwkeurige diagnose -  bepalen welke specifieke eiwitten allergieën veroorzaken
  2. risicobeoordeling  - inschatten van de ernst van allergische reacties
  3. kruisreactiviteit -  onderscheid maken tussen echte allergieën en kruisreacties
  4. behandelpersonalisatie - ontwikkelen van gerichte behandelstrategieën en immunotherapie
  5. voorspelling van immunotherapie - beter voorspellen welke patiënten baat hebben bij immunotherapie

Waar voorheen strikte eliminatie de norm was, ligt de focus vandaag meer op het toelaten van bepaalde allergenen in kleine hoeveelheden of in verhitte vorm om de levenskwaliteit van de patiënt te verbeteren. De allergiediëtist geeft advies over producten en volwaardige alternatieven maar bijvoorbeeld ook over etiketten lezen.

 

Introduceren of provoceren

Een diagnostisch eliminatiedieet is tijdelijk. Zodra de klachten verminderen of uitblijven na ongeveer vier weken, volgt een provocatie- of introductiefase om de klinische relevantie vast te stellen.

Bij laag risico kan men thuis onder begeleiding van een diëtist (her)introduceren. Het is cruciaal om allergenen gecontroleerd te herintroduceren zodat de persoonlijke tolerantiegrens kan worden bepaald. Bij hoog risico op anafylaxie - een ernstige, levensbedreigende allergische reactie die snel optreedt na blootstelling aan een allergeen - vindt de provocatie plaats in een medische setting.

 

Voedingsadvies op maat: therapeutisch eliminatiedieet

Na het proces van elimineren en introduceren of provoceren, wordt een therapeutisch eliminatiedieet opgesteld. Onnodige beperkingen moeten worden vermeden om malnutritie, ARFID, nutritionele tekorten en/of angst te voorkomen.

Goede educatie is essentieel over het vermijden van allergenen/triggers, het toelaten van sporen en het buitenhuis eten. Daarnaast zijn een regelmatige nutritionele beoordeling en waar nodig aanpassingen van het dieet eveneens belangrijk. Zeker ook bij kinderen en jongeren die zich nog volop ontwikkelen.

Patiënten met ernstige allergieën of intoleranties en een risico op anafylaxie hebben een duidelijk uitgeschreven actieplan nodig, inclusief informatie over het gebruik van noodmedicatie en de adrenalinepen.

 

Kernboodschappen voor diëtisten

  • Luister naar het verhaal van de patiënt.
     
  • Baseer je advies op klinisch bewijs en voedselgerelateerde symptomen.
     
  • Vermijd onnodige uitsluiting van voedingsmiddelen.

 

De meerwaarde van allergiediëtisten

De rol van allergiediëtisten in de zorg voor patiënten met een voedselovergevoeligheid is essentieel en veelzijdig: van diagnose tot behandeling en educatie.

Allergiediëtisten blijven op de hoogte van de nieuwste inzichten en behandelingsmethoden.

Zij bieden in nauwe samenwerking met andere zorgverleners effectieve en gepersonaliseerde ondersteuning die bijdraagt aan de gezondheid maar ook aan het welzijn en aan de levenskwaliteit van de patiënt. De allergiediëtist helpt niet alleen om een geschikt dieet op te stellen, maar biedt ook emotionele steun en praktische tips om met de allergie of intolerantie te leren omgaan.

Logo AllergieDiëtisten_2018-01

Meer informatie, netwerken, intervisies, bijscholingen

www.allergiedietisten.com

Referenties
  1. A.F. Santos et al. EAACI guidelines on the diagnosis of IgE-mediated food allergy. Allergy 2023; 78: 3057-3076 - https://hub.eaaci.org/resources_guidelines/eaaci-guidelines-on-the-diagnosis-of-ige-mediated-food-allergy/
  2. B.P.Yawn, M.J. Fenton. Summary of the NIAID-Sponsored Food Allergy Guidelines. American Family Physician 2012; 86 (1): 43-50 - https://www.aafp.org/pubs/afp/issues/2012/0701/p43.html
  3. Van Hootegem A, Hiele M. Wie verdraagt echt geen melk. Update lactose-intolerantie. Nutrinews nr 1 maart 2013
  4. Glynis Frans. Allergie-Componentendiagnostiek. UZ Leuven -  https://w1.uzleuven.be/labo/Leermodule/SEMINARS/pdf/LES_191126_Allergie%20-%20componentdiagnostiek.pdf

Lees meer

Voedselallergie en -intolerantie

Een voedselallergie is maar één vorm van voedselovergevoeligheid. Andere vormen zijn pseudo-allergieën en voedselintoleranties. Ontdek de verschillen hier.

8 veel voorkomende misvattingen over voedselallergieën en -intoleranties

8 veel voorkomende misvattingen over voedselallergieën en -intoleranties. Wat zijn de feiten? Kris Gillis, allergiediëtist, brengt duidelijkheid.

14 wettelijke allergenen

Wie lijdt aan een voedselallergie kan op het etiket controleren of het voedingsmiddel voor hem geschikt is. Deze 14 groepen allergenen moeten verplicht worden vermeld.

OP DEZE PAGINA