Gezonde voeding volgens de voedingsdriehoek
De voedingsdriehoek vormt het uitgangspunt van het voedingsadvies bij diabetes type 2. Plantaardige voedingsmiddelen zoals groenten, fruit, peulvruchten, volle graanproducten en kleine hoeveelheden noten, zaden en plantaardige oliën vormen de basis. Ze staan in de donkergroene zone van de voedingsdriehoek. Deze plantaardige basis kan je verder aanvullen met dierlijke voedingsmiddelen zoals melk en melkproducten, ei, vis, vlees of gevogelte. Voedingsmiddelen uit de rode bol eet en drink je best niet te vaak en niet te veel. Verder is het ook belangrijk om op regelmatige tijdstippen te eten, geen maaltijden over te slaan en matig te zijn met zout. Verdere aanpassingen op maat kunnen nodig zijn naargelang de diabetesbehandeling.
Groenten staan in de donkergroene zone van de voedingsdriehoek en horen dus thuis in een gezonde diabetesvoeding. Er wordt aanbevolen om dagelijks minstens 300 g groenten op het menu te zetten. Dat kan bijvoorbeeld door 200 g groenten bij de warme maaltijd te eten en een portie rauwkost of soep als tussendoortje of bij de lunch in te schakelen. Alle soorten groenten zijn toegestaan en variatie is belangrijk.
De meeste groenten bevatten relatief weinig koolhydraten en kunnen dus zowel bij de broodmaaltijd als bij de warme maaltijd worden gegeten. Er zijn maar enkele groenten die wat meer koolhydraten bevatten (bv. prei, wortelen, erwten, rode paprika, maïs) en daarom best worden meegeteld bij het samenstellen van de maaltijd. Voor wie telt met koolhydraatruilwaarden: 1 prei, 3 wortelen, 4 eetlepels maïs, 5 eetlepels erwten en 1 paprika leveren 1 koolhydraatruilwaarde of 12,5 g koolhydraten.
Groenten brengen weinig calorieën maar wel veel essentiële voedingsstoffen zoals vitaminen, mineralen, antioxidanten en andere bioactieve stoffen aan. Groenten zijn ook een goede bron van voedingsvezels, die een vertragend effect hebben op de stijging van de glycemie.
Fruit staat in de donkergroene zone van de voedingsdriehoek en hoort dus thuis in een gezonde diabetesvoeding. Fruit brengt essentiële voedingsstoffen aan zoals voedingsvezels, vitaminen, mineralen, antioxidanten en andere bioactieve stoffen. Fruit levert daarnaast ook enkelvoudige koolhydraten in de vorm van fructose (vruchtensuiker) en/of glucose die een invloed hebben op de glycemie. Het gebruik van fruit moet in functie van de medicatie en de leefstijl worden ingepast in een persoonlijk dagschema waarin rekening wordt gehouden met de spreiding van de fruitinname doorheen de dag en de combinatie met andere voedingsmiddelen binnen een maaltijd.
Volgens de voedingsaanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad eet je best dagelijks minstens twee stukken fruit. Fruit kan dienst doen als tussendoortje, als dessert maar ook als beleg. Alle fruitsoorten zijn toegestaan maar hou er rekening mee dat niet alle fruitsoorten evenveel enkelvoudige koolhydraten leveren. Een appel of peer bijvoorbeeld levert ongeveer evenveel enkelvoudige koolhydraten als een halve banaan, een handvol druiven , 26 kersen, 2 kiwi’s en 2 mandarijnen. De voorkeur gaat uit naar fruit in zijn geheel. Een glas fruitsap levert minder vezels en bevat meer suikers dan een stuk vers fruit.
Peulvruchten staan in de donkergroene zone van de voedingsdriehoek en horen dus thuis in een gezonde diabetesvoeding. Peulvruchten zoals witte, rode en bruine bonen, sojabonen, kikkererwten, gedroogde erwten en linzen leveren meer koolhydraten dan de gemiddelde groentesoort. Ze worden dus best meegeteld bij het samenstellen van de maaltijd. Peulvruchten brengen essentiële voedingsstoffen aan en zijn een goede bron van voedingsvezels, die een vertragend effect hebben op de stijging van de glycemie en voor een groter verzadigingsgevoel zorgen. Peulvruchten zijn ten slotte ook een goede bron van plantaardige eiwitten en kunnen daarom ook worden ingezet als vleesvervanger.
Melk en melkproducten zoals yoghurt en kaas staan in de lichtgroene zone van de voedingsdriehoek en horen dus eveneens thuis in een gezonde diabetesvoeding. Melk en melkproducten brengen essentiële voedingsstoffen aan zoals eiwitten, calcium, kalium en de vitaminen B2 en B12. Magere en halfvolle soorten krijgen de voorkeur. Zij bevatten minder vet en verzadigde vetzuren dan de volle varianten en vette kaassoorten. Enkel sojadrinks die verrijkt zijn met calcium en vitaminen hebben een vergelijkbare voedingswaarde als melk. Andere plantaardige dranken op basis van bijvoorbeeld rijst, amandelen of hazelnoten wijken er meer van af en kunnen melk als dusdanig niet volwaardig vervangen.
Melk en melkproducten bevatten van nature melksuiker of lactose. Lactose is een disacharide: het bestaat uit glucose en galactose. Melk bevat ongeveer 5 g lactose per 100 ml. Sommige melkproducten (bv. harde kazen) bevatten minder lactose dan melk, maar bevatten doorgaan wel meer (verzadigde) vetten. Andere melkproducten kunnen meer suikers bevatten als er extra suikers aan zijn toegevoegd. In functie van de medicatie en de leefstijl moet het gebruik worden ingepast in een persoonlijk dagschema waarin rekening wordt gehouden met de spreiding van melk en melkproducten doorheen de dag. Ongesuikerde melkproducten of melkproducten gezoet met kunstmatige zoetstoffen krijgen de voorkeur.
Zoetigheden, zowel gesuikerd als gezoet met zoetstoffen, behoren tot de rode bol van de voedingsdriehoek. Je eet ze best niet te vaak en niet te veel. De invloed van deze producten op de bloedsuiker hangt af van hun samenstelling en van wanneer je ze eet.
Bevat een suikerhoudend voedingsmiddel of een suikerhoudende maaltijd ook een zekere hoeveelheid vezels, eiwitten of vetten, dan worden de aanwezige suikers minder snel opgenomen en zal de bloedsuiker ook minder snel stijgen. Daarom is het altijd beter om zoetigheden juist na een hoofdmaaltijd, dus als dessert, te nemen.
Honing en siropen behoren tot de rode bol van de voedingsdriehoek. Je eet ze dus best zo weinig mogelijk. Honing bestaat vooral uit fructose en glucose. Stropen bestaan vooral uit glucose. Ze worden daarom ook gerekend tot de groep van de vrije suikers zoals gewone tafelsuiker. Honing en siroop brengen ongeveer evenveel energie (calorieën) aan als suiker en leveren geen relevante meerwaarde inzake de aanbreng van essentiële voedingsstoffen zoals vitaminen en mineralen. Op voorwaarde dat de glycemie het toelaat, mag stroop of honing met mate worden gebruikt.
In de supermarkt is er een ruim aanbod aan producten waarin suiker is vervangen door zoetstoffen bijvoorbeeld 0% yoghurt of yoghurt gezoet met zoetstoffen, lightconfituur, kauwgom, chocolade, gebak, koekjes of cake gezoet met zoetstoffen. Het is echter niet omdat deze producten zogenaamd geen suiker bevatten, dat ze ook geen koolhydraten meer bevatten (bv. door de aanwezigheid van bloem, melk). Koekjes en chocolade met zoetstoffen kunnen bovendien ook nog veel vet aanbrengen. Als je dergelijke producten kiest, moet je dus toch nog steeds rekening houden met de energie-, de koolhydraat en de vetaanbreng van het product en niet alleen met het feit of er al dan geen suiker inzit. In geval van twijfel kan het etiket duidelijkheid brengen.
Gesuikerde frisdranken (zij bestaan vooral uit water en suiker) doen de glycemie zodanig snel stijgen dat ze enkel in geval van een hypoglycemie (een te lage bloedsuikerspiegel) mogen worden gedronken. Lightfrisdranken zijn gezoet met zoetstoffen in plaats van met suiker. Zij brengen bijgevolg weinig of geen energie aan en beïnvloeden de glycemie niet. Lightfrisdranken kunnen ter variatie in een diabetesvoeding. Ze mogen echter niet onbeperkt (max. 0,5L) worden gebruikt. Water blijft de meest aangewezen dorstlesser.
De algemene adviezen voor alcohol zijn vergelijkbaar met die voor de algemene populatie. Het alcoholgebruik wordt best beperkt tot maximaal 10 alcoholische consumpties (standaardglazen) per week, te verdelen over verschillende dagen en met liefst ook enkele dagen zonder alcohol. Alcohol brengt relatief veel energie aan (1 g alcohol = 7 kcal) en geen essentiële voedingsstoffen. Sommige alcoholbevattende dranken kunnen daarnaast ook relatief veel suikers bevatten (bv. sommige bieren, zoete aperitieven, likeuren), die de glycemie snel doen stijgen. Ze worden daarom best vermeden. Idem dito voor alcoholvrij bier dat meestal niet volledig alcoholvrij is en vaak ook meer koolhydraten bevat. Cava brut, witte droge wijn en rode wijn zijn alcoholische dranken met een laag koolhydraatgehalte.
Om het gevaar van een laattijdige hypoglycemie door alcohol te voorkomen, wordt alcohol best gebruikt bij de maaltijd of samen met een koolhydraatbevattende snack. Alcohol heeft namelijk een bloedsuiker verlagend effect. Vandaar ook het advies om dan best nog eens de glycemie te meten vlak voor het slapengaan (en indien nog een extra koolhydraatbevattende snack te nemen). Dit advies geldt vooral voor personen die worden behandeld met insuline of antidiabetica (bv. sulfonylurea). Personen die worden behandeld met antidiabetica moeten weten dat er interactie mogelijk is tussen alcohol en bepaalde medicatie met vervelende klachten tot gevolg (bv. flushing of rood worden).
In welke mate koolhydraatbevattende tussendoortjes worden ingeschakeld hangt af van de medicatie, de voedingsbehoeften, het lichaamsgewicht, de glycemie en de fysieke activiteit. Bij medicatie waar er weinig risico is op hypoglycemie, zijn koolhydraatbevattende tussendoortjes niet noodzakelijk. Bij sommige antidiabetica of insulinetherapieën is er wel een verhoogd risico op hypoglycemie en zijn koolhydraatbevattende snacks wel cruciaal. Zeker wanneer er bovendien extra fysieke inspanningen worden geleverd. In geval van overgewicht of obesitas moet het al dan niet inschakelen van koolhydraatbevattende snacks in overweging worden genomen omdat het risico op hypoglycemie hier kleiner is (omwille van een verhoogde glucoseproductie door de lever en verhoogde insulineresistentie).
Doorgaans bevat een koolhydraatbevattende snack ongeveer 1 tot 1,5 koolhydraatruilwaarden (of 12,5 à 19 g koolhydraten).
Voorbeelden van koolhydraatbevattende tussendoortjes zijn een stuk fruit, een volkoren beschuit of snede brood met mager beleg (bv. smeerkaas), een kom soep met beschuit of brood, een potje ongesuikerde yoghurt of plattekaas natuur.
Voorbeelden van tussendoortjes met weinig koolhydraten zijn een handvol noten, een kom soep of een portie rauwkost.
Diabetes is geen reden om niet meer uit eten te gaan. Er zijn wel een aantal zaken waarmee je best rekening houdt.
- Kies niet systematisch voor al te vetrijke en copieuze maaltijden om gewichtstoename te vermijden.
- Geef de voorkeur aan een suikerarm en alcoholvrij aperitief zoals tomaten- of groentesap. Alcoholvrije cocktails of mocktails bevatten vaak ook veel suiker. Verkies je toch een alcoholhoudend aperitief, kies dan voor een glas champagne brut, droge schuimwijn of droge sherry.
- Hou rekening met koolhydraatbronnen zoals aardappelen en graanproducten (bv. brood, pasta, rijst) en de meeste desserten. Je vindt echter ook koolhydraten in gebonden soepen, gebonden en/of zoete sausen en gepaneerde vlees- en visgerechten.
- Sommige gerechten brengen maar weinig koolhydraten aan. Dan kan bijvoorbeeld wat extra brood helpen om aan de nodige koolhydraten te komen.
- Pas indien nodig je insulinedosis of medicatiemoment enigszins aan. Wie buitenshuis eet, neemt dus best altijd insuline en/of medicatie en een bloedglucosemeter mee.
- Ervaring kan een belangrijke rol spelen. Door je glycemie regelmatig te controleren kan je het effect van een gerecht op de glycemie meten. Meten is weten.
- Wanneer je ergens op bezoek gaat is het niet onbeleefd om aangeboden drank of voedsel te weigeren. Vrienden en familie zullen snel begrip opbrengen voor jouw situatie. Ben je bij vage kennissen of onbekenden, maak er dan ook geen geheim van dat je diabetes hebt. Op die manier zal er ook niet verder worden aangedrongen om iets te eten of te drinken tegen je zin.
Aandacht voor koolhydraten en vetten
Koolhydraten vragen bijzondere aandacht. Inzicht in de hoeveelheid en het type koolhydraten in voedingsmiddelen is essentieel voor een goed evenwicht tussen voeding, lichaamsbeweging en medicatie. Mensen met diabetes type 2 hebben een verhoogd risico voor de ontwikkeling van hart- en vaatziekten. Daarom krijgen ook vetten in de voeding extra aandacht. Het is hierbij niet alleen belangrijk om de totale hoeveelheid vet in het oog te houden (vooral bij overgewicht), ook de vetzuursamenstelling vergt de nodige aandacht (zie verder). De aanbevelingen voor vetten in een diabetesvoeding zijn vergelijkbaar met de aanbevelingen voor vetten in een gezonde voeding.
Afhankelijk van de eiwit- en vetaanbreng, kan de koolhydraatinname variëren tussen 35 en 65 % van de totale dagelijkse energie-inname. Hoeveel koolhydraten je precies mag eten is individueel te bepalen, in functie van de energiebehoefte, het lichaamsgewicht, de voedingsgewoonten en de medicatie/insuline. Rekening houdend met deze verschillende factoren kan een diëtist in samenspraak een persoonlijk dagschema opstellen en nadien, waar nodig, bijsturen. Een diëtist kan berekenen hoeveel koolhydraten je nodig hebt en hoe de verdeling over de verschillende maaltijden er best uitziet.
Een koolhydraatarme voeding kan worden ingezet als voedingstherapie bij diabetes type 2. In dat geval is de koolhydraatinname lager dan 35 tot 65 energie%. Omdat het effect van een koolhydraatarme voeding op de glycemie, het lipidenprofiel en gewichtsverlies niet eenduidig is, wordt het niet standaard toegepast. Het kan echter bij sommige individuen in overleg met arts en diëtist een goede strategie zijn in de behandeling van diabetes type 2.
Lees het standpunt van de VBVD en de Diabetes Liga
over koolhydraatarme voeding bij diabetes type 2
Er zijn verschillende soorten koolhydraten. Op basis van hun chemische structuur worden koolhydraten in twee groepen ingedeeld: de enkelvoudig koolhydraten of suikers en de meervoudige koolhydraten. Voedingsmiddelen kunnen beide soorten koolhydraten bevatten. Sommige voedingsmiddelen bevatten voornamelijk enkelvoudige koolhydraten (bv. fruit, melkproducten, groenten, koek, snoep, gebak, honing, tafelsuiker), terwijl andere voedingsmiddelen voornamelijk meervoudige koolhydraten bevatten (bv. brood, pasta, rijst).
Vroeger werden de meervoudige koolhydraten ook wel de “trage suikers” genoemd, omdat ze de bloedsuikerspiegel minder snel zouden doen stijgen, en de enkelvoudige koolhydraten de “snelle” suikers, omdat ze de bloedsuikerspiegel sneller zouden doen stijgen. Uit onderzoek blijkt dat het complexer is dan dat. Er zijn veel meer factoren die het effect van de koolhydraten op de bloedsuikerspiegel bepalen (zie glycemische index).
Belangrijker is de manier waarop de koolhydraten (enkelvoudig of meervoudig) “verpakt” zijn. Koolhydraten uit volkoren producten, aardappelen, fruit, groenten, peulvruchten en melkproducten genieten de voorkeur: zij brengen naast koolhydraten ook andere essentiële voedingsstoffen aan zoals voedingsvezels, eiwitten, vitaminen en mineralen.
Toegevoegde suikers en suikers van nature aanwezig in honing, stroop en vruchtensap zijn minder goed “verpakt”. Volgens de WHO worden deze suikers, ook “vrije suikers” genoemd, best beperkt tot maximaal 10 energie% of bij voorkeur tot maximaal 5 energie%. Dit komt overeen met de algemene voedingsaanbevelingen voor gezonde personen.
Het koolhydraatruilwaardensysteem is een handig hulpmiddel om de koolhydraataanbreng van voedingsmiddelen in kaart te brengen en wordt vooral toegepast bij diabetes type 1 en diabetes type 2 met intensieve insulinebehandeling of met medicatie die de insulinevrijstelling bevorderen. Aan de hand van het koolhydraatruilwaardensysteem kan de hoeveelheid insuline nauwkeuriger worden afgestemd op de koolhydraatinname en kan de glycemie beter worden gecontroleerd.
Het systeem van koolhydraatruilwaarden is gebaseerd op het ruilen van producten met eenzelfde hoeveelheid koolhydraten binnen een maaltijd. Als referentie voor het ruilwaardesysteem wordt de hoeveelheid koolhydraten in één snede brood (30 g) gebruikt. Eén koolhydraatruilwaarde komt overeen met 12,5 g koolhydraten. Ter variatie kan een persoon met diabetes een bepaalde hoeveelheid van een ander koolhydraatbevattend voedingsmiddel gebruiken die dezelfde hoeveelheid koolhydraten aanbrengt als één snee brood van 30 g. Zo kan bijvoorbeeld 20 g muesli 30 g bruin brood vervangen zonder het insulineschema te beïnvloeden. Meer gedetailleerde lijsten zijn te verkrijgen bij de diëtist.
Intensieve zoetstoffen (bv. aspartaam, acesulfaam K, cyclamaat, saccharine, steviolglycoside en sucralose) hebben geen invloed op de glycemie en leveren een te verwaarlozen hoeveelheid energie. Polyolen (bv. maltitol, xylitol, sorbitol,isomalt), voedingsvezels (bv. inuline, oligofructose, polydextrose) en tagatose hebben bij matig gebruik slechts weinig invloed op de glycemie en leveren minder energie dan gewone suiker. Fructose, honing en stropen zoals glucosestroop, moutstroop, cichoreistroop, agavestroop, ahornstroop hebben wel invloed op de glycemie en leveren evenveel energie als suiker.
Fructose is als suikervervanger nog altijd populair in zogenaamde dieetproducten voor diabeten (bv. suikervrije chocolade, koekjes). Hoewel fructose in vergelijking met sucrose een trage stijging van de bloedsuikerspiegel geeft, wordt fructose niet aangeraden als vervanging van suiker. Fructose wordt in de lever immers gemetaboliseerd tot glucose en heeft zo uiteindelijk toch een zekere invloed op het bloedsuikergehalte. Een hoge aanbreng van fructose (meer dan 12 energie%) verhoogt bovendien het triglyceridengehalte in het bloed en daarmee ook het risico op hart- en vaatziekten. Sommige dieetproducten voor diabeten gezoet met fructose kunnen bovendien rijk zijn aan vet en verzadigde vetzuren. Een normale inname van fructose via de aanbevolen hoeveelheid fruit en groenten vormt geen probleem.
Sommige verzadigde vetzuren verhogen de totale bloedcholesterol, vooral via de LDL-cholesterol, en daarmee ook het cardiovasculaire risico. Daarnaast dragen verzadigde vetzuren bij tot de insulineresistentie. De inname van te veel transvetzuren is eveneens schadelijk voor hart- en bloedvaten, het kan de werking van insuline verstoren en daarmee de kans op het ontstaan van type 2 diabetes verhogen. De inname van verzadigde vetzuren wordt daarom best beperkt tot maximaal 10 energie%. De inname van transvetzuren in de voeding moet zo laag mogelijk zijn.
Verzadigde vetten vervangen door enkelvoudige en meervoudige onverzadigde vetten in de voeding, verbetert de insulinegevoeligheid en verlaagt de LDL-cholesterol en daarmee dus ook het risico op hart- en vaatziekten en diabetes type 2. Enkelvoudige onverzadigde vetzuren en meervoudige onverzadigde vetzuren maken best voor twee derden deel uit van de totale vetinname. Voldoende omega-3- en omega-6 vetzuren mogen evenmin zeker niet ontbreken in een gezonde voeding.
Zijn er specifieke behoeften voor eiwitten als je diabetes type 2 hebt?
Voor gezonde volwassen personen geldt een aanbevolen hoeveelheid van ongeveer 0,83 g eiwitten per kg lichaamsgewicht. De algemene aanbeveling komt overeen met zo’n 15 energie% eiwitten uit de voeding, met een veilige bovengrens van 25 energie%. Voor mensen met diabetes type 2 gelden dezelfde richtlijnen. Voor 2000 kcal komt dit overeen met respectievelijk 75 tot 125 g eiwitten per dag. Meer dan 25 energie% eiwitten wordt afgeraden ter preventie van nefropathie (een mogelijke complicatie bij diabetes). Eiwitten dragen ook bij tot het verzadigingsgevoel.
Heb je extra vitaminen en mineralen nodig als je diabetes type 2 hebt?
Er is geen evidentie dat patiënten met diabetes voordeel hebben bij het gebruik van vitamine- en mineralensupplementen (bv. chroom, magnesium, vitamine D) als er geen sprake is van een tekort. Ook het nut van kaneel en andere kruiden in de behandeling van diabetes is onvoldoende bewezen. Routinematig een vitamine C-, een vitamine E- of een bètacaroteensupplement nemen wordt zelfs eerder afgeraden omdat er geen evidentie is voor een gunstig effect en omdat er enige bezorgdheid is over de effecten op lange termijn. Wat de zoutinname betreft gelden dezelfde aanbevelingen als voor de gezonde populatie, namelijk maximaal 2000 mg natrium of 5 gram zout per dag.
Voedingsadvies op maat
De voedingsdriehoek en de voedingsaanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad zijn de uitgangspunten van het voedingsadvies voor mensen met diabetes type 2. Voor meer geïndividualiseerd advies, is het aangewezen om langs te gaan bij een diëtist. De diëtist stelt in samenspraak een individueel voedingsbehandelplan op, waarbij rekening wordt gehouden met de persoonlijke situatie, wensen en behoeften.
- Diabetes Liga vzw, Commissie Voeding. Voedingsprotocol bij diabetes. Gent, 2019: 38. – www.diabetes.be
- Hoge Gezondheidsraad. Voedingsaanbevelingen voor België - 2016. Brussel: HGR; 2016. Advies nr. 9285.
- Hoge Gezondheidsraad. Voedingsaanbevelingen voor de Belgische volwassen bevolking met een focus op voedingsmiddelen - 2019. Brussel: HGR; 2019. Advies nr. 9284
- Van Hemelryck N, Mertens I, Van Gils C, Renaerts L, Weynants E, Vanhauwaert E et al. Commissie voeding Diabetes Liga en Commissie Evidence-based Diëtetiek VBVD. Position paper – Koolhydraatarme voeding bij diabetes type 2017. Beschikbaar via https://www.diabetes.be/position-paper-koolhydraatarme-voeding-type-2.
- Evert AB, Boucher JL, Cypress M, Dunbar SA, Franz MJ, Mayer-Davis E J, Yancy WS. Nutrition Therapy Recommendations for the Management of Adults With Diabetes. Diabetes Care 2014; 37: S120-S14
- Declercq D. Voeding bij kinderen met diabetes type 1. Tijdschrift voor Voeding en Diëtetiek 2010; 36 (2): 28.
- Smart CE, Annan F, Bruno LP, Higgins LA, Acerini CL. Nutritional management in children and adolescents with diabetes. Pediatr Diabetes 2014;15 (Suppl 20): 135-153.
Lees meer
Diabetes Liga
De Diabetes Liga informeert, connecteert en mobiliseert iedereen die met diabetes geconfronteerd wordt en streeft naar een kwaliteitsvol leven voor mensen met diabetes.
Ziekte & intolerantie
Soms volstaat gezonde voeding niet en is specifiek voedingsadvies van een diëtist noodzakelijk. Lees meer over voeding bij ziekte en intolerantie.